Reeds in de metaaltijden moet er bewoning geweest zijn te Liezele; deze bewoning zette zich verder in de Romeinse periode. Bij veldprospectie kwamen scherven uit zowel de ijzertijd als de Romeinse tijd aan het licht. . De eerste schriftelijke vermelding van Liezele stamt uit de 12e eeuw.

In 1139 stelde Nicolaus bisschop van Kamerijk de kerk van Liezele die toen een kapel was onder de bescherming van de abdij van Affligem. Lang bleef Liezele een aanzienlijk dorp met enkele kastelen, brouwerijen, molens, pachthoven, boerderijen, herbergen en huizen van ambachtslieden zoals de smid, de kleermaker, de wagenmaker en de bakker. Van oudsher hield de Liezelse bevolking zich hoofdzakelijk bezig met de landbouw, waarbij - zoals overal in de streek - het accent lag op het verbouwen van vlas. Vandaar het grote aantal wevers en dit door de eeuwen heen.

Door het decreet van 29 Prairial an IV (17 juni 1796) werd ook te Liezele de burgerlijkestand ingevoerd. De verantwoordelijken destijds hebben klappers (G.H.O) laten opmaken vanaf 1792 tot bij de start met het opmaken der akten volgens genoemd decreet.

Liezele telde verschillende landerijen en kastelen die later onder verschillende omstandigheden verdwenen of een totaal andere bestemming kregen.

Door de dreigende oorlog met Duitsland werd er in 1908 gestart met de graafwerken en de bouw van het Fort van Liezele. Als de Duitsers België binnenvallen staat het fort staat onder de leiding van commandant Fievez. Om vrij zicht te krijgen vanuit het fort, werd het dorp Liezele en omliggende gebieden volledig platgebrand. Het fort Liezele bleef geïsoleerd achter en capituleert noodgedwongen. Het blijft vier jaar een onderdeel van de Duitse verdedigingslijn rond Antwerpen en wordt versterkt door de bouw van betonnen bunkers.

Na de oorlog werd Liezele opnieuw heropgebouwd en kon het dorp terug opgelucht adem halen en bruiste het weer van activiteiten , Brouwerijen, tientallen cafeetjes, bakker, beenhouwer, kruideniers en vele kleine landbouwers deden het dorp weer herleven.

Tijdens de WOII bezetten de Duitsers het fort opnieuw en richten het in als een depot.

In de loop der jaren gaan vele kroegjes dicht. Finka, De Dinn, Julia Lel,(had ook een kruidenierswinkeltje) Slinneke, Pastooreke, ’t hoekske, stalleke van Bethlehem, Bij Mier (bakker en cafe) zijn er maar enkele van de vele. Zo bleven in de loop der tijd maar 2 meer over Breughel (met feestzaal) van brouwerij van Assche en Palmyre .

De jaren 70 en 80, beleeft zijn hoogdagen in het vereniging- leven, chiro, duivenbond, fanfares en majorettes, biljartclubs, wielervereniging (2 wedstrijden tijdens de kermis), Volleybal, landelijke Gilde, kvlv, toneel, karate, tennis ( de voorloper van tennisclub " TC De Hasselt) ….enz.

Op politiek vlak leek het eens zo rustige gemeente te ontaarden in een storm van politiek gekrakeel. Midden jaren 70 ontstaat er, tijdens en na de verkiezingen, een rel dat ontaarde in minder leuke momenten voor jong en oud.

In 1977 werd Liezele een deelgemeente van Puurs.

Voormalige burgemeesters waren:

1831-1861: Joannes Franciscus Basteyns 1861-1882: Joannes Baptist Van Milders 1882-1892: Leopold Van Heymbeeck 1892-1904: Joannes Baptist Peeters 1904-1920: Eugeen Van Milders 1921-1935: Jan Oscar Van Assche 1935-1971: Maurice Van Assche 1972-1976: Jan Dons

Uitreksel uit 1638

Uittreksel

vertaling nederlands

Liezele, Op de derde mijlpaal van mechelen, heerlijkheid van de prefectuur Merchtem, eerstijds van Guilielmus Florentinus graaf van de Rijn aan wiens nakomelingen (kinderen) deze heerlijkheid blijft. In de Curia van het feodale hertogdom Brabant over de verkochte en herverkochte heerlijkheden staat te lezen dat Liezele behoort aan de koning en de graaf van Grimbergen en in 1588 verkocht werd aan dame Margareta Micault, in1638 weer verkocht werd (in 1630 door de graaf van Grimbergen) en in 1638 opnieuw verkocht aan de heer Watere (D. = Dominus, datief Domino) voor zijn (aanbeveling) de verkoopprijs was 1400 florijnen in dit dorp hebben verschillende heren geheerst en hebben ze er hun ambtswoning (kasteel) de niet geringste plaats onder de kastelen bekleedt het kasteel dat voorhen van het geslacht Liefkenrode was en daarna door recht van verkoop in de handen kwam van de familie Blyleven en nadien opnieuw door verkoop kwam aan N.Rubens, ontvanger-generaal van de schatkist van de koning. Van het mland en provincie Mechelen

Een tekening van dit kasteel toont ons Baron le Roy in de kastelen van de Edelen van Brabant. Insgelijks op deze plaats is het kasteel met aanhorigheden van de heer N.Du Mont gelegen aan de weg die van Mechelen naar Dendermonde Gaat.

De handgeschreven aantekening Vide addanda fol:310. verwijst naar een aanvullende nota van vier regels tekst waarin het volgende staat.

Pag; 104 regel 26 het volgende is weggevallen: De kerk is toegewijd aan de Moedermaagd Maria, het beschermheerschap heeft de aartsbisschop van Mechelen onder het recht van de abdij van Affligem. Het tiende wordt verdeeld in drie delen, waarvan één deel toekomt aan die abdij, één aan de voornoemde heer D.Du Mont

Fragment uit 1232

Toen prins Hendrik van Brabant – die regeerde als Hendrik II, in april 1232 met Arnould, de heer van Grimbergen, overeenkwam om niet gecultiveerde eigendommen die ze samen bezaten te vercijnzen, was dat vooral met de bedoeling om een aanzet te geven om deze bijna verlaten velden tussen Londerzeel en de de grens met Vlaanderen te ontginnen . Daarna werden de cijnzen van Malderen, Lippelo en Liezele tussen de hertogen van Brabant en de nakomelingen van Arnould van Grimbergen in twee gelijke delen verdeeld. In 1429 werd een zekere Gilles Mast, die er van beschuldigd werd dat hij op de openbare weg geweld tegenover een vreemdelinge had willen gebruiken, in Puurs aangehouden en vervolgens door de drossaard van die gemeente aan de meier van Liezele, Jan Joes, uitgeleverd omdat hij een meyssemedeman van de hertog was. Een ander soort van geweld werd in 1443-1444 gepleegd door Pieter Den Pau die beweerde dat gronden in Liezele van hem waren en er met de hulp van verwanten en vrienden de oogst afhaalde; ze werden gearresteerd en opgesloten en kregen een boete van 10 ponden groot. Het dorp Liezele erkende samen met Lippelo en Malderen de onverdeelde autoriteit van de hertogen van Brabant en de heren van Grimbergen van het huis van Bergues. De heer van Grimbergen had er een meier die men de meier van Liezele noemde. In 1662 deed Eugene van Grimbergen door patentbrieven afstand van al zijn bezittingen in Malderen, Lippelo en Liezele ten voordele van Jacques-Ferdinand de la Pierre, baron van Fay, kolonel van een regiment Waalse infanterie, en van Marie-Thérèse de Kesseler, Op 6 november 1664 kochten beide echtgenoten vervolgens definitief het hooggerecht in deze drie dorpen voor de prijs van 18.500 gulden, bovenop het bedrag van 10.000 gulden dat al door hun voorgangers was betaald. Op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen bevinden zich de registers van de schepenbank van Malderen, Lippelo en Liezele van 1623 tot 1796 en de belastingsrollen vanaf 1623. Door de octrooien van 18 maart 1626 en 20 februari 1627 keurde de Raad van Brabant de verdeling der belastingen goed die door de schepenen van Liezele en Lippelo waren opgelegd aan de eigenaars van goederen in hun gemeentes, ongeacht of ze al dan niet in de gemeentes woonden. Bij deze eigenaars behoorde in Liezele François Dumont. De inrichting van departementen en kantons in het 3de jaar van de Franse Republiek leidde tot de verbrokkeling van de oude schepenbank. Liezele ging over naar het departement der 2 Netes (dat nu de provincie Antwerpen geworden is).

Uit Geschiedenis van Malderen door Alphonse G.G. Wauters (1852)

Liezele tijdens de WO-I en WO-II

Na de onafhankelijkheid van België in 1830, krijgt het land een neutraal statuut opgelegd. Door het Congres van Wenen (na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815) en door de conferentie van Londen, wordt dit bepaald door de toenmalige grootheden: Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Pruisen, Oostenrijk-Hongarije en Rusland.

België moet een grote vesting bouwen waar de regering zich kan terugtrekken en wachten op de hulp van de grote mogendheden,indien een vijandelijke staat zou binnenvallen. Antwerpen wordt om politieke ,economische en militaire redenen uitgekozen als “nationaal reduit” (grote vesting waar lang genoeg kan worden standgehouden). Rond 1850 begint de bouw van de Grote Omwalling en een eerste wordt aangelegd.

Vanaf 1906 begint de bouw van een tweede fortengordel, waaronder in 1908 die van Liezele. In principe is er een fort om de vijf kilometer met ertussen een schans.

In mei 1908 wordt gestart met de graafwerken en de bouw van het Fort van Liezele. Onder druk van de nakende oorlog (met Duitsland) wordt in versneld tempo gewerkt. Tegen het begin van de Eerste Wereldoorlog is Liezele tamelijk goed afgewerkt in vergelijking met andere forten. Op 4 augustus 1914 vallen de Duitsers België binnen. In allerijl worden rond het fort verdedigingswerken uitgevoerd. Het fort staat onder de leiding van commandant Fievez. Om vrij zicht te krijgen vanuit het fort, worden het dorp Liezele en omliggende gebieden volledig platgebrand. Begin september, na de verovering van de forten van Luik, vallen de Duitsers de fortengordel rond Antwerpen aan. Liezele ligt buiten de eigenlijke vuurlinie, maar wordt wel een aantal keren beschoten met veldartillerie. Aanvang oktober 1914 ziet de toenmalige koning Albert I zich verplicht zijn veldleger uit Antwerpen terug te trekken tot achter de IJzer. Het fort Liezele blijft geïsoleerd achter en capituleert noodgedwongen op 10 oktober 1914.

Het fort wordt dan vier jaar een onderdeel van de Duitse verdedigingslijn rond Antwerpen en wordt versterkt door de bouw van betonnen bunkers. Tijdens het interbellum wordt het fort gebruikt als kazerne voor de zware veldartillerie. In 1939, een jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt het fort omgebouwd; er worden mitrailleurs geplaatst, de koepels worden weggenomen en een aantal lokalen gasvrij gemaakt. Op 10 mei 1940 vallen de Duitsers opnieuw België binnen. Tijdens de veldtocht van mei 1940 vinden geen gevechten plaats rond het fort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bezetten de Duitsers het fort en richten het in als een depot. Na de Tweede Wereldoorlog heeft het geen militaire functie meer. Maar wordt het ingericht als waardevol museum door de VZW Liezele, te midden in een groene en rustige omgeving. Het fort diende ook als filmlocatie voor De Hel van Tanger en de serie De Smaak van De Keyser.

De Wolfmolen

Naam: Wolfmolen Ligging: Wolfstraat 2870 Liezele kadasterperceel B214 Type: Staakmolen met open voet Functie: Korenmolen Bouwjaar: voor 1775 Verdwenen: 1914 eerste wereldoorlog

Beschrijving / geschiedenis

Wolfmolen

De Wolfmolen, genoemd naar een toponiem (de straat noemt Wolfstraat) op is een houten korenwindmolen die met een bruin symbool - dus houten windmolen - staat aangeduid op de Ferraris kaart van ca. 1775. Jacobus De Maerschalck, gehuwd met Isabella Vertongen, was in 1800 molenaar te Liezele op de Wolfmolen en was afkomstig van Steenhuffel. Charles Parmentier, gehuwd met Anna Maria Goossens komende van Tisselt , was in 1803 molenaar te Liezele. In 1831 werd de molen het bezit van Jan Van Heymbeek-De Sagher. Na zijn overlijden op 18 juli 1861 kwam de Wolfmolen per testamentaire beschikking toe aan de weduwe en zijn zoon Ferdinand. Bij het overlijden van de weduwe op 20 mei 1871 komt de molen geheel in bezit van de zijn zoon .

De standaardmolen werd vernield bij de inval van de Duitsers in 1914 en werd niet meer opgebouwd.